Een interview met de auteurs van ‘Een krokodil in het bad!’
Gi-ga-groene avonturen
Een boek vol met grappige verhalen in en om de natuur! Ontdek in dit artikel het gedenkwaardigste dat de schrijvers en illustrator ooit meemaakten in de natuur of met dieren.
Een boek vol met grappige verhalen in en om de natuur! Ontdek in dit artikel het gedenkwaardigste dat de schrijvers en illustrator ooit meemaakten in de natuur of met dieren.
De verhalen van de auteurs
Toen ik een jaar of zes was, ging ik met mijn moeder langs bij een stal, om te kijken of ik paardrijles zou kunnen krijgen op één van de Shetlanders die ze daar hadden. We werden welkom geheten door een jonge vrouw die ons naar het stukje grond bracht waar de Shetlanders, Guido en Max, stonden. Ze legde ons uit dat Shetlanders weliswaar kleine schattige paardjes waren, maar erg eigenwijs konden zijn, vooral deze, en dat je met Guido een beetje op moest passen omdat hij nog wel eens een knauw kon geven. Als je een paard iets te eten gaf moest je sowieso goed opletten, want je moet het eten, een stuk wortel bijvoorbeeld, op je vlakke hand leggen, en niet met je vingers vast blijven houden, want dan zou het paard per ongeluk een hap van die vingers kunnen nemen. Mijn moeder draaide zich na deze uitleg naar mij om. Ik stond al bij de paardjes om ze te aaien, en toen schrok mijn moeder zich te pletter, want Guido was rustig bezig MIJN ARM OP TE ETEN.
Ze viel zowat flauw.
Gelukkig was het niet mijn arm, maar mijn SJAAL die Guido in koelen bloede weg probeerde te werken. Nadat mijn moeder een beetje was bekomen van haar acht rolberoertes mocht ik wonder boven wonder tóch op paardrijles op Guido. Hij was inderdaad heel eigenwijs, maar heeft nóóit meer een hap van mijn arm, of iets wat daarop lijkt, proberen te nemen.
Wij woonden aan het einde van het dorp. Daarachter lagen sloten en weilanden, waar ik vaak ging spelen. Op een middag toen ik uit school kwam, zag ik een kleine krokodil aan de rand van de sloot liggen. Hij was dood en lag op zijn rug. Ik vond dat wel bijzonder, want er waren geen krokodillen waar wij woonden, alleen zaten er altijd veel kikkers in de sloten.
Ik rende naar huis om te vertellen dat er een dode krokodil bij de sloot lag. Natuurlijk geloofde niemand mij. Ten slotte gingen ze toch mee om te kijken. Toen we bij de sloot aankwamen, was de krokodil weg! Zie je wel, er is geen dode krokodil hier, zei iedereen. Maar ik weet zeker dat ik hem gezien heb en tot nu toe vraag ik me af waar hij gebleven is en of de kikkers hem misschien weggesleept hebben.
Toen ik vijftien was mocht ik met een vriendin mee naar Drenthe. Zij had les gehad en ging daar paardrijden. Ik wilde ook heel graag dus ik loog bij de manege dat ik ook op les zat. We reden met een klein groepje een bospad op. Het ging geweldig. Ik zat netjes rechtop zoals ik had gezien op de tv, en het paard stapte rustig. Na een uurtje keerden we terug, en toen rook dat paard zijn stal… Het begon te galopperen! Ik vloog door de lucht en belandde tussen de varens. Toen ik bij de manege aan kwam strompelen, stonden mijn vriendin en dat paard me samen uit te lachen. Echt waar!
Midden in de dierenwinkel hadden ze prachtige hamsters. Het waren net gouden bolletjes wol, zo lief! Ik nam er eentje mee naar huis en noemde haar Sterre. In het begin bleef ze in haar huisje, ze kwam alleen naar buiten om te eten, maar dat veranderde al snel…
Zodra ik haar voerbakje wilde pakken, stormde ze naar buiten en… HAP! Haar tanden boorden zich in mijn wijsvinger en ik trok geschrokken mijn vinger terug. En Sterre? Die bleef eraan hangen! Ik moest flink schudden om haar los te krijgen en vanaf dat moment durfde ik nauwelijks mijn hand meer in de kooi te steken. Het bakje pakte ik met de keukentang, waar ik normaal de vegaburgers mee omdraai.
Nee, nooit meer een hamster voor mij.
We waren op vakantie. Na een eilandrondrit van een hele dag, waarbij we ’s ochtends zwommen in een prachtige baai, en ’s middags door de bergen reden en een aantal leuke dorpjes bezochten, snakte ik naar een koel bad. Ik trok mijn badpak uit, dat ik al de hele dag onder mijn kleding droeg. Mijn dochter, die samen met mij in bad wilde, kwam de badkamer in, zag mij en begon te gillen. Met grote ogen wees ze naar mijn buik. Ik keek naar beneden en daar zat een gigantische garnaal aan mijn lijf geplakt. Dat arme beest was die ochtend waarschijnlijk al mijn badpak in gezwommen.
Ik hoef denk ik niet meer te vertellen dat mijn dochter de hele vakantie niet meer samen met mij in bad wilde…
Tijdens een reis in Australië reed ik samen met een paar vrienden in de auto langs een meertje. Het was een snikhete dag en het zweet liep langs onze ruggen, dus we besloten een lekker verkoelende duik te nemen in het water. We waren de enigen dus we namen uitgebreid de tijd om mooie foto’s te maken. Met een hoop gelach en geschater sprongen we het water in en uit. Pas toen we ons weer afdroogden, viel het ons op dat er waarschuwingsbordjes stonden. Niet zwemmen, lazen we, hier komen alligators voor. Ik heb nooit sneller gerend dan toen.
Ik was met mijn ouders op vakantie in Tsjechië en we gingen naar één van de oudste dierentuinen van Europa. De hokken waren erg klein en je kon ook héél dicht bij alle dieren komen. Hoe gevaarlijk dat was, ontdekte ik toen ik langs de kooi van een schattige kat liep. Het pad liep vlak langs het hek en ik wilde hem wel even aaien. Maar toen ik hem bijna kon aanraken, begon hij wild te blazen. Ik heb nog nooit een kat zo’n eng geluid horen maken. Het bleek ook helemaal geen schattige kat te zijn, maar een gevaarlijke lynx! Gelukkig heb ik al mijn vingers nog.
Ik was een jaar of achttien. En ging samen met mijn beste vriendin op vakantie in een zonnig Italië. Na een vreselijk lange, saaie (had ik al gezegd: lange?!) busreis kwamen we aan op de camping in Riccione. We knikkerden gauw de spullen onze kant-en-klare tent in. Zo blij dat we er ein-de-lijk waren en konden genieten van zon, zee en strand. Gewapend met een handdoek stapten we de tent uit en precies op dat moment moest een zeemeeuw iets kwijt. Inderdaad… hij scheet op mijn bikini.
Ik was tien jaar. We waren in de Pyreneeën. Dat is een verzameling enorme bergen ergens in het zuiden van Frankrijk. Ik hield niet van bergen. Ik vond ze eng, want hoog. En door al die haarspeldbochten werd ik achterin de auto hartstikke misselijk als ik een boek las (en ik las altijd een boek).
Toen zag ik de ezels!
Het was op een plek met veel hoge kliffen rondom een oneindig diep dal. Op zo’n ezel kon je een tour over de kliffen maken.
‘Mag het, mag het, plies plies plies!’ zeurden mijn broertjes en ik.
Het mocht.
Ik koos die ene malle ezel met de dwarse oren. Dat was dom. De ezels van mijn broertjes sjokten braaf achter elkaar aan over het pad. Mijn ezel niet! Mijn ezel was net zo dwars als zijn oren. En hij had honger. Hij struinde vlak langs de afgrond en elke keer als hij ergens in de diepte wat klaver of een pol gras zag, boog hij zijn kop angstaanjagend ver over de rand van de klif om te zien of hij erbij kon. En elke keer als hij dat deed was ik als de dood dat ik met ezel en al dat diepe dal in zou kukelen!
‘Dit is vet saai!’ riepen mijn broertjes.
Maar van ezel ruilen? Dat wilden ze niet.
Het was zomervakantie, we kampeerden op een camping in Luxemburg en ik was een jaar of negen. Mijn ouders besloten om mij en mijn broertje mee te nemen naar de dierentuin. Dat leek ons hartstikke leuk, maar de dierentuin viel helaas een beetje tegen.
De hokken leken meer op bakken. Ze waren niet alleen te klein en kaal, maar ook verouderd. Er viel niks te klimmen, te graven of te spetteren, er groeide geen boom, struik of gras en de dieren konden zich nergens even lekker veilig verschuilen. De verf bladderde van de wanden.
De dieren die in de dierentuin woonden, kon je ook op een kinderboerderij tegenkomen. Er waren ezels, pauwen en een vijver met karpers. Eigenlijk was er maar één exotisch dier in die dierentuin: de tijger.
Verveeld lag hij op zijn zij, met zijn rug tegen de betonnen rand van zijn kooi. Je kon hem amper zien, zo jammer! Ik drukte mijn neus tegen het dikke glas boven de betonnen rand en keek zoveel mogelijk naar beneden, als ik maar kon. Ik werd er scheel van. ‘Hallo tijger!’ riep ik. ‘Bonjour!’ Dat woordje hadden papa en mama me geleerd, omdat veel mensen in Luxemburg Frans spreken.
Of de tijger mijn eerste Franse woordje verstond, weet ik niet, maar hij hóórde me in elk geval wél. Hij tilde zijn ongelofelijk grote, gestreepte kop op en draaide hem langzaam naar me toe. Ik zag zijn prachtige groengele ogen met de zwarte streepjespupil, ik zag de mooie, lange snorharen rond zijn bek en zijn opgetrokken bovenlip met daaronder zijn grote, blinkende tanden. Waanzinnig grote tanden had hij. Megagroot. Zo groot als –
BAF!
Opeens haalde de tijger uit met zijn reusachtige poot. Keihard sloeg hij tegen de ruit, precies daar waar ik er met mijn snoet tegenaan gedrukt stond. Het glas trilde en ik, ja, ik natuurlijk ook. Ik schrok me wild!
Tot op de dag van vandaag vermoed ik dat de tijger dacht dat ik hem belachelijk wilde maken. Omdat ik zo raar met mijn negenjarige neus tegen dat glas gedrukt stond. Omdat ik scheel naar hem keek. Omdat ik… In de landen waar tijgers nog in het wild voorkomen, spreken de mensen geen Frans. Ga jij ook weleens naar de dierentuin? Begroet de tijger dan op gepaste afstand bijvoorbeeld met ‘ni hao’ of ‘namaste’. Misschien, heel misschien steekt hij dan vriendelijk zijn poot naar je op.
Jarenlang heb ik hamsters gehad. Ze waren allemaal nogal dol op ontsnappen (of ik was gewoon slordig met het sluiten van hun hok, dat kan ook…). Gelukkig vonden we ze meestal snel terug. Maar de ontsnapping van hamster Jucca was minder snel opgelost. We hebben het he-le huis overhoop gehaald, op zoek naar het moppie. Echt, ons huis zag eruit alsof er was ingebroken, maar van Jucca geen spoor. Tot mijn vrouw op het briljante idee kwam om in de keuken wat lades open te trekken. Blijkbaar had eentje een opening aan de achterkant. En ja hoor: daar zat Jucca, triomfantelijk om zich heen te kijken met haar kont in een bakblik en een verzameling drolletjes om zich heen…
Toen ik een jaar of elf was, zat ik op paardrijles. De lessen leken af en toe wel wildwest: elke les vielen er wel kinderen van hun paard. Vooral het meisje met het eigen paard, een hengst, werd er vaak afgegooid. Ik was nog nooit van een paard gevallen, ik reed op makke paarden. Maar op een dag was mijn merrie hengstig, de hengst ging achter haar aan. Keihard draafde ze rondjes, ik kon haar niet houden en hield maar net mijn evenwicht. En toen stond de merrie abrupt stil. Ze gooide haar hoofd omlaag en ik gleed zo voorover in het zand.
Over het boek
Meer over de auteurs
Micky Dirkzwager
Micky Dirkzwager (1998) is opgegroeid in Haarlem en woont nu in Utrecht. Ze heeft daar eerst een jaar psychologie gestudeerd en volgt nu de opleiding illustratie aan de HKU. In 2018 verscheen haar striproman-debuut Dat is dan jouw probleem . In 2019 illustreerde ze haar eerste kinderboek: Miljonairskind - Het geheim van het onderhuis .
Paul van Loon
Paul van Loon schrijft boeken voor kinderen van 7 tot 99 jaar. Dat doet hij al meer dan 35 jaar. Miljoenen kinderen in binnen- en buitenland kennen zijn boeken over Dolfje Weerwolfje, Foeksia de miniheks en over de Griezelbus. Zelf houdt hij het meest van griezelverhalen, gekke verhalen en grumorverhalen (dat is een combinatie van de eerste twee). De ideeën daarvoor haalt hij uit de Andere Werkelijkheid, die hij betreedt wanneer hij ’s
Maren Stoffels
Maren Stoffels (1988, Amsterdam) groeide op in haar geboortestad bij haar ouders en oudere broer Wadse. Zodra Maren kon schrijven deed ze het. Op haar negende maakte ze haar eerste boek, over een jongetje dat zijn vader zoekt. Via auteur Hans Kuyper zocht ze contact met uitgeverij Leopold. Daar verscheen in 2005 haar eerste boek Dreadlocks & Lippenstift . Sinds dit eerste boek zijn er veel boeken van Maren Stoffels verschenen.
Selma Noort
Het werk van Selma Noort is in verschillende talen vertaald en werd bekroond met Zilveren Griffels, Vlag en Wimpels en de Thea Beckmanprijs. Naast haar literaire werk schrijft Selma voorleesboeken en een grote diversiteit aan boeken op AVI-niveau. Ze bezoekt pabo's, (basis)scholen en bibliotheken om over haar werk en haar boeken te vertellen en ze verzorgt workshops op o.a. studiedagen voor onderwijs en kinderopvang. Selma’s bekendste boe
Ilona de Lange
Ilona de Lange (1980) woont in Zoetermeer met haar man, kinderen en katten. Vanaf het moment dat ze kon schrijven, knutselde Ilona al zelf boekjes in elkaar. In het dagelijks leven werkt ze als communicatieadviseur en tussendoor schrijft ze. In de trein, in de tuin, en soms zelfs in bad! In 2019 debuteert Ilona met Miljonairskind - Het geheim van het onderhuis , een verhaal over Zilver, wiens ouders in het geheim enorm rij
Myron van der Velden
Myron van der Velden (1988) studeerde filmwetenschappen en journalistiek. In 2019 debuteerde ze als kinderboekenschrijver met het fantasierijke Spoorloos op de Droomplaneet. Myron woonde ruim vijf jaar in Parijs, waar ze Nederlandse toeristen rondleidde op de fiets. De Eiffeltoren veroverde al snel een speciaal plekje in haar hart. Nu woont ze in Utrecht, maar ze bezoekt Parijs nog regelmatig. In [i]De nacht van de bliksemregen[/i] komen Myrons
Angelique van Dam
Angelique (22 oktober 1975, Putten) begon al jong met schrijven. Als kind schreef ze dagboekjes en schriften vol met verhalen. Ze woont met haar man en twee zoons in Apeldoorn. Waar ze in een piepkleine zolderkamer haar boeken schrijft. Als ze daar zit verdwijnt ze écht helemaal in de wereld van het boek waar ze aan werkt. Voor Leopold schreef ze Het geheim van de wifi en het verhaal Pyjama-drama in de voorleesbun
Annet Jacobs
Als kind wilde Annet Jacobs zeemeermin worden. Of schrijfster. Het werd dat laatste. Annet Jacobs debuteerde in 2012 bij uitgeverij Leopold met Het geheim van de dansende beer . Inmiddels is zij bekend van haar razendpopulaire TikTok-boeken, Het Slijmboek en De Game-Challenge (uitgeverij Witte Leeuw) - eigentijdse boeken over actuele onderwerpen, met herkenbare personages. Ook schrijft Annet lekker-makkelijk-lezen boeken voor kinderen
Simone Arts
Simone is geboren op 25 juni 1975 in een dorpje in Noord-Brabant. Lezen leerde ze, net zoals de meeste kinderen, van haar juf in groep 3 en wat haar betreft was dat magisch. Ze las altijd en overal. Het liefst herkenbare en grappige, maar soms ook juist heel ontroerende, serieuze verhalen. Haar lievelingsplek was de bibliotheek, al vond ze het erg jammer dat die in het weekend gesloten was. Ze probeerde er dus voor te zorgen dat ze nooit op die
Ellen Stoop
Ellen Stoop (1962) groeide op in Bloemendaal. Ze hield van buitenspelen, maar toen ze eenmaal kon lezen, deed ze dat het allerliefste. Ze las overal: aan tafel, in bed, op de schommel, voor de televisie... Later ging ze Nederlands studeren in Amsterdam, en daar woont ze nu nog steeds. Ellen is fulltime kinderboekenschrijver en geeft ook schrijflessen. Daarnaast is ze Schoolschrijver, waarmee ze aan kinderen wil laten zien hoe leuk en spannend taa
Nieuwsgierig naar andere interviews?
Maarten Kuipers over De zolderkampioen
In de boeken 'Roljoch' en 'De zolderkampioen' worden de grootste kinderdromen werkelijkheid. Lees nu het interview met schrijver Maarten Kuipers.
Interview met Marcel Groenewegen
In dit interview wordt Marcel Groenewegen geïnterviewd over zijn boek Gameboek-Schaduwkraai. Benieuwd geworden naar wat hij te vertellen heeft? Lees dan snel verder!
Interview met Judith Williams
'Hanna Panna en de magische voetbalschoenen' is een spannend voetbalboek voor meiden én jongens. Wat was de inspiratie om dit verhaal te schrijven? Wij vroegen het de schrijfster.
Mis geen enkel kinderboek of nieuwtje meer en schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Ontvang elke twee weken nieuws, kinderboekentips en inspiratie!
Bedankt voor je inschrijving of aangepaste voorkeuren!
Je ontvangt binnen enkele minuten een e-mail waarin we je vragen je eventuele nieuwe aanmeldingen te bevestigen.
Het is mogelijk dat deze e-mail in je map ongewenste e-mail terecht komt.