5 vragen aan… Annemarie van den Brink

‘Wat een feest en magie toen ik op de basisschool leerde lezen en schrijven! Eindelijk konden de verhaaltjes en taalgrapjes in mijn hoofd een plek vinden op papier. Op de middelbare school schreef ik schriften vol met twee hele jeugdboeken. Wat was ik trots toen ik een brief kreeg van een uitgeverij waarin stond: “Je hebt talent!” Vele jaren later heb ik meer dan twintig boeken geschreven en verschijnen mijn gedichten in poëziebundels voor kinderen en volwassenen.’

‘Mijn hoofd is net een ideeënfontein. Die ideeën krijg ik overal en nergens. Als ik iets zie, lees, hoor of meemaak waar ik me over verbaas of verwonder blijft dat aan een haakje in mijn hoofd hangen. Het boek Oorlog in inkt bijvoorbeeld is er gekomen omdat ik hoorde dat er in een archiefkelder in Amsterdam meer dan honderd dagboeken liggen van kinderen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Tel daarbij op dat mijn ouders allebei ook kind waren in die oorlog. Dan is mijn nieuwsgierigheid gewekt en ga ik op onderzoek uit.’

‘Oorlog in inkt is voor mij een heel bijzonder boek, omdat ik samen met Suzanne Wouda mocht schatgraven in de oorlogsdagboeken van kinderen die meer dan 75 jaar geleden zulke spannende, verdrietige maar ook mooie dingen hebben beleefd. Ik vind het echt een eer om deze verhalen door te mogen vertellen aan kinderen van nu. Maar ik ben ook heel blij met het prachtige gedichtenboek Ik wou dat ik een vogel was. Ik schreef voor dit boek een gedicht over de reuzenboom in mijn achtertuin.

Een favoriet boek om te lezen is Ronja de roversdochter van Astrid Lindgren. Super hoe zij haar fantasie in een spannend verhaal heeft omgezet waar je als kind lekker in kan verdwijnen. Verder ben ik fan van de fantasie, de humor en het ritme in de verhalen en gedichten van Joke van Leeuwen, Bette Westera en Simon van der Geest.’

‘Dat ik graag anderen afluister omdat ik zo nieuwsgierig ben. Dus in de trein, een restaurant, school of waar ik ook ben, zijn mijn oren altijd gespitst. Wie weet vang ik flarden op van een gesprek die ik kan gebruiken voor een verhaal of gedicht.’

‘Mijn belangrijkste tip is, als je iets echt leuk vindt en je er plezier in hebt: doen!
Als je voetballen leuk vindt en een voetballer wilt worden moet je veel trainen en wedstrijden spelen. Je krijgt een goede conditie, je spieren worden sterk en je ontdekt in voetbalstijl en welke technieken jij goedt bent. Hetzelfde geldt voor muziek maken, taarten bakken, skeeleren: voor alles, en… dus ook voor schrijven! Schrijven is je schrijfspieren trainen, schrijfkilometers maken en vooral er plezier in houden.

Heb je iets geschreven? Laat het lezen aan je opa en oma, ouders, vrienden en vriendinnen. Vraag wat ze leuk, goed of spannend vinden. Laat dat er zeker in! Vraag ook welke stukjes er misschien net zo goed uit kunnen. En om tips van wat er leuker, beter of spannender kan. Daar leer je veel van en je verhaal of gedicht wordt er altijd beter van.

Veel schrijfplezier!’