

Martine Letterie vertelt: schrijven voor een veilige wereld
Wat doe je als je moet onderduiken, je een andere naam krijgt en je niet weet of je ouders je ooit nog komen halen? Of als je moet rennen voor je leven en dan ziet dat jouw hele familie in een andere trein zit dan jij? Of hoe is het om in het donker verzetskrantjes rond te brengen, en nooit zeker te weten of je wordt gevolgd? In Wij waren erbij vertellen twaalf ooggetuigen hun oorlogsverhalen aan het schrijverscollectief Schrijvers van de Ronde Tafel.
Martine Letterie is medeoprichter en een van de schrijvers van dit collectief en heeft veel kinderboeken over de Tweede Wereldoorlog geschreven. Waaronder Kinderen met een ster (6+) dat werd bekroond met een Zilveren Griffel en met een Eervolle Vermelding van de Jonge Jury van de Thea Beckmanprijs. En Verboden te vliegen (6+), wederom met illustraties van Rick de Haas.
‘Als je de boeken van Martine Letterie leest, lijkt het alsof je de oorlog een beetje meegemaakt hebt.‘ Leesfeest
Martine Letterie vertelt
Mijn eerste kinderboek verscheen in 1996, maar daarvoor had ik al aan meerdere schoolboeken meegeschreven. Ik schrijf vooral historische jeugdboeken en de laatste jaren gaan die vaak over een onderwerp uit de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast schrijf ik ook boeken voor Zwijsen, bijvoorbeeld over de koks Piet en Riet. Daarbij werk ik samen met Rick de Haas. De afwisseling tussen verschillende boeken vind ik prettig.
Meestal word ik geraakt door een ‘echte’ gebeurtenis uit de geschiedenis. Dan ga ik uitzoeken wat er gebeurd is en dan ontstaat er een verhaal.
Het hangt er vanaf; ik vind het erg leuk om voor beginnende lezers te schrijven en met de avi-regels een grappig verhaal te maken. Voor groep 5/6 schrijf ik ook graag, omdat de lezers van die leeftijd heel enthousiast kunnen raken en ze dan vaak voor het eerst met geschiedenis in aanraking komen. Voor lezers van 10+ en 12+ schrijf ik graag omdat ze belangstelling hebben voor wat serieuzere onderwerpen en daar vaak al behoorlijk wat van weten.
Die belangstelling heb ik al van jongs af aan, maar lange tijd durfde ik er niet over te schrijven. Er waren immers genoeg mensen die zelf die tijd hadden meegemaakt en daar goed over konden vertellen. Daarom speelde mijn eerste boek over de Tweede Wereldoorlog vooral in de zeventiger jaren. Het ging over een jongen die ontdekte dat zijn vader ‘fout’ was geweest in de oorlog. Het verscheen in 2001.
Hoe ik het precies doe, weet ik niet. Maar ik vind het inderdaad soms moeilijk om me zo in te leven in de verdrietige ervaringen van andere mensen. Van Groeten van Leo werd ik zo beroerd, dat ik een poos niet meer over de Tweede Wereldoorlog wilde schrijven.
Elke keer opnieuw word ik weer geraakt door de persoonlijke verhalen. Afgelopen februari ben ik bijvoorbeeld naar Israël geweest en heb daar zes ‘kinderen’ uit een gezin geïnterviewd (inmiddels zijn ze al op leeftijd). Hun verhalen naast elkaar over dezelfde periode hebben enorm indruk op me gemaakt.
Fietje en het gezin waar ze uitkomt, het huis waar in ze woont en de duiven in de achtertuin zijn geïnspireerd op de verhalen van twee zusjes uit een groot Brabants gezin. Zij groeiden echter op in de jaren vijftig. De verhalen over de duiven heb ik uit boeken van Belgische duivenmelkers, bronnen die ik bij het NIOD vond en boeken over dieren in de Tweede Wereldoorlog. Veel van de historische gebeurtenissen heb ik uit een boek met oorlogsherinneringen van mensen uit het dorp Bladel. Daar kwamen bijvoorbeeld in de oorlogsdagen Franse soldaten door het dorp, met duiven in mandjes waarmee ze boodschappen stuurden naar hun legereenheid. Ook vertelde iemand in dat boek, hoe de Duitse soldaten in het begin van de oorlog ook kinderwagens meenamen. Veel van de dingen die in het boek staan zijn dus echt gebeurd, maar zijn niet op de herinneringen van één of meer personen gebaseerd.
Fietje zorgt samen met haar broer Marius voor de duiven. Hij vertelt haar verhalen over de vogels en hij weet precies wat ze denken en meemaken. Ik laat in het midden of hoofdstukken die vanuit de duiven verteld worden de verhalen van Marius zijn, of dat de duiven dit daadwerkelijk zelf meemaken. En dat geldt ook voor de gesprekken die Fietje met de duiven voert. Ze krijgt ook een eigen duif: Charlie. Ze bouwt een bijzondere band met hem op.
Duiven hebben in de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol gespeeld in het doorgeven van informatie. Dat wilde de bezetter in de Tweede Wereldoorlog voorkomen. Vandaar dat het al snel verboden werd om duiven te houden. Ze moesten worden ingeleverd, dood of levend. In mijn boek doen Fietje en haar familie niet klakkeloos wat hun gezegd wordt, en ze besluiten een aantal van hun duiven te laten onderduiken.
Het is vooral belangrijk om te bedenken wat deze kinderen wel en niet weten over deze periode. En welk deel van de kennis ze al wel aan zouden kunnen en welk deel niet. Bij volwassenen zit hun voorkennis vaak in de weg bij het voorlezen. Daarom vinden ze Kinderen met een ster vaak verdrietiger dan jonge kinderen zelf. Ik heb bij beide boeken geprobeerd ook nog een vorm van veiligheid voor de lezer te creëren.
Ik hoop dat kinderen er een soort bewustzijn aan overhouden dat dat zo is, zodat ze zich ooit inzetten voor een veiligere wereld. En ik hoop ook dat ze zien dat zelfstandig denken een groot goed is. Fietjes vader schrijft de duiven niet klakkeloos op een lijst, als de burgemeester erom vraagt. Fietjes zus Aagje zegt dan: ‘Op een lijst staan is toch niet zo erg?’ Maar hun vader is vooral bezorgd wat er daarna met die lijst gebeurt. En hij blijkt gelijk te krijgen.